‘Galia’ is een heerlijk zoete, geurige meloen die waarschijnlijk bij iedereen wel bekend is. Het is één van de meest voorkomende meloensoorten die je in de winkels ziet liggen. De vrucht heeft een gelige schil met daarop een fijne kurkachtige ‘net structuur’. ‘Galia’ heeft zacht geel – groenig vruchtvlees dat erg sappig is. De meloen komt oorspronkelijk uit Israël en is sinds 1973 op de markt.
Het ras is ontwikkeld door de Israëlische meloenkweker Zvi Karchi. Hij heeft de meloen naar zijn dochter vernoemd.
Een meloen heeft veel warmte en licht nodig om te groeien. Daarom kun je ze het beste in een verwarmde kas zaaien. Dit kan vanaf maart tot half mei.
Zorg er voor dat de bodemtemperatuur op zaaidiepte tussen 22 en 25°C is. De nacht temperatuur mag echt niet lager zijn dan 15°C.
Leg de zaden, met het puntje naar beneden, op 1 cm diepte in goed doorlatende grond.
Houd de grond iets vochtig. Let er op dat je de aarde niet te nat maakt want
dan zullen de zaden gaan rotten.
Pas als de kiemplantjes naast hun eerste twee blaadjes, nóg
twee tot drie blaadjes hebben gevormd, kun je ze verplanten. Houd een
plantafstand van ongeveer 70 cm aan.
Je kunt in de kas alvast touw of draad spannen zodat de planten daar langs
kunnen groeien.
Om kruisbestuiving zo veel mogelijk te voorkomen zet je de meloenplantjes niet
in de buurt van komkommer en pompoen.
Als de plant ongeveer een meter hoog is, zit er in iedere
bladoksel een scheut. Haal de onderste zes á zeven scheuten weg en laat de
hogere scheuten groeien. Op deze scheuten vind je de vrouwelijke bloemen. Om de
kans op vruchtzetting te vergroten, top
je deze scheuten tot twee bladeren. Dan heb je twee vruchtbeginsels op iedere
scheut. Laat de bovenste ranken uitgroeien tot ongeveer 120 cm en top deze dan
ook.
Zorg dat overdag bijen en hommels naar binnen kunnen zodat de bloemen worden
bestoven. Anders zullen er geen meloenen aan de planten komen.
Geef niet te veel water. Ten eerste houden de planten niet van ‘natte voeten’
en ten tweede komt te veel water de smaak van de meloen niet ten goede. De
vruchten zullen bij teveel water niet veel smaak hebben.
Vermijd met water geven zoveel mogelijk dat er water op de bladeren komt om
ziektes te voorkomen.
Bemest de planten niet veel en gebruik geen bemesting waar
een hoog gehalte aan stikstof in zit. De plant zal dan veel blad en stelen
ontwikkelen en dat gaat ten koste van de vruchtvorming.
Over het algemeen laat je de vruchten aan de plant rijpen.
Een rijpe meloen herken je aan de steeds sterker wordende geur en aan de
verkleuring van de vrucht.
Een rijpe vrucht laat makkelijk los van de plant. Je draait hem van links naar
rechts zonder er aan trekken. Pluk je de meloen eerder, dan kun je hem laten
narijpen.
Het nadeel is dan wel dat hij niet zo zoet zal zijn.